Op 18 juni 2025 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wetsvoorstel ingediend bij de Raad van State. Dit voorstel gaat over een wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Dit wetsvoorstel beperkt de compensatieregeling transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid tot kleine werkgevers. Tegelijkertijd groeit in de politiek de roep om fundamentele aanpassing van het stelsel. Een breed gesteunde motie bepleit zelfs de afschaffing van het tweede ziektejaar voor kleine werkgevers en vervanging door een collectieve voorziening.
Kern wetsvoorstel: beperking compensatieregeling
Het wetsvoorstel regelt dat alleen ‘kleine werkgevers’ nog voor compensatie van de transitievergoeding in aanmerking komen. Voor de definitie van kleine werkgever wordt aangesloten bij de financieringssystematiek van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Deze beperking is primair ingegeven door budgettaire overwegingen en moet een structurele besparing van € 380 miljoen opleveren. De Raad van State zet echter fundamentele vraagtekens bij deze ingreep, mede omdat in circa 80% van de gevallen de kosten van de transitievergoeding weer voor rekening van de werkgever komen.
De heropleving van ‘slapende dienstverbanden’
De Raad van State waarschuwt dat werkgevers die geen aanspraak meer maken op compensatie mogelijk teruggrijpen op ‘slapende dienstverbanden’. Deze praktijk werd eerder beëindigd door invoering van de compensatieregeling, en door jurisprudentie van de Hoge Raad (Xella-norm), waarin werd geoordeeld dat goed werkgeverschap beëindiging van een slapend dienstverband vereist. Het schrappen van de compensatie kan deze praktijk opnieuw aanwakkeren, met juridische conflicten als gevolg.
Ongelijkheid tussen werkgevers en werknemers
De beperking tot kleine werkgevers maakt de regeling conflictgevoelig. Werkgevers die zich qua omvang in het grensgebied bevinden, kunnen bezwaar maken tegen hun kwalificatie. Daarnaast leidt het voorstel tot een ongelijk speelveld: een langdurig zieke werknemer bij een kleine werkgever kan nog een transitievergoeding claimen, terwijl een werknemer bij een middelgrote of grote werkgever dat niet meer kan.
Politieke druk: motie voor afschaffing tweede ziektejaar
Tegelijk met dit wetsvoorstel groeit in de politiek het verzet tegen het huidige stelsel van langdurige loondoorbetaling. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen sloegen VVD-leider Yesilgöz en SP-leider Dijk de handen ineen. Hun motie – die met algemene stemmen werd aangenomen – roept op tot de uitwerking van een plan voor afschaffing van het tweede jaar loondoorbetaling voor kleine werkgevers en vervanging daarvan door een collectieve voorziening.
Breuk met eerdere afspraken
De steun voor deze motie betekent een breuk met het eerdere compromis tussen sociale partners en de Onafhankelijke Commissie Toekomst ArbeidsongeschiktheidsStelsel. Zij hadden ingezet op behoud van het tweede ziektejaar, met verzachtende maatregelen zoals de MKB-verzuimontzorgverzekering en het in het tweede jaar richten op werkhervatting elders. Die relatieve stabiliteit is nu doorbroken.
Onzekerheid en openstaande vragen
Hoewel de motie breed is gesteund, blijven veel vragen onbeantwoord. Wat wordt verstaan onder ‘kleine werkgever’? Hoe wordt de collectieve voorziening gefinancierd? En hoe wordt omgegaan met de capaciteit van verzekeringsartsen? Deze onduidelijkheden roepen nieuwe zorgen op bij werkgevers én werknemers.
Afweging en advies
De Raad van State adviseert om het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen tenzij het fundamenteel wordt aangepast. Zowel het voorstel als de motie tonen dat het huidige stelsel onder druk staat. Er is behoefte aan een integrale herziening van het stelsel van loondoorbetaling, transitievergoedingen en sociale zekerheid bij langdurige arbeidsongeschiktheid.