Leidraad Arbeidsparticipatie
Visie en onderbouwing

Focus op mogelijkheden

Bij arbeidsparticipatievragen staan de mogelijkheden en competenties – en de beleving daarvan door de cliënt – centraal. Het is geen momentopname beoordeling, zoals de claimbeoordeling.1 De focus ligt op wat mogelijk is: wat kan een cliënt zelf doen en wat moet er (nog) gebeuren om hem in staat te stellen in arbeid te participeren. Dat kan in loondienstverband zijn of in een vorm van zelfstandig ondernemerschap. De arbeidsdeskundige objectiveert het werkvermogen en stelt met de cliënt, aansluitend bij zijn beleving, een plan op om die arbeidsparticipatie te realiseren.

Uitgangspunten

Deze leidraad is gebaseerd op een aantal uitgangspunten:

  1. Bij de beeldvorming over de persoon wordt aangesloten bij de huidige situatie van de cliënt en diens eigen beleving.2

  2. Bij het uitvragen van gegevens maakt de arbeidsdeskundige gebruik van vragenlijsten, checklists en gesprekstechnieken die primair aandacht besteden aan de kracht en mogelijkheden van de werkzoekende. Voordat de arbeidsdeskundige met de cliënt in gesprek gaat, vraagt hij eerst gegevens bij hem uit. Zo kan in het gesprek zoveel mogelijk direct worden aangesloten bij de kracht van de werkzoekende, de mogelijkheden die hij zelf ziet en eventuele drempels die hij ervaart.3

  3. De cliënt wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk zelf actie te ondernemen en wordt daarbij, waar nodig, ondersteund.4

  4. Coaching en ondersteuning worden op maat aangeboden: niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk.5

  5. Het arbeidsparticipatieplan en arbeidsparticipatieadvies geven een concrete omschrijving van het arbeidsparticipatiedoel, wat de gewenste kenmerken zijn van de arbeidscontext, wat de cliënt daarvoor zelf kan en gaat ondernemen en welke facilitering daarbij nodig is.6

  6. Een (globale) kosten-batenanalyse – de verwachtte opbrengst in relatie tot de gevraagde investeringen – is waar wenselijk onderdeel van het advies.

Gemeenschappelijk werkproces

Deze zes uitgangspunten zijn geformuleerd op basis van de literatuur uit de voetnoten 4 t/m 9. Vervolgens zijn hieraan, waar mogelijk, praktische conceptuele kaders, instrumenten en methoden gekoppeld. Dit is vertaald in het gemeenschappelijke werkproces Methodisch opstellen en beoordelen van een arbeidsparticipatieplan. Dit werkproces bestaat uit een stappenplan en voorbeeldwerkformulieren, die zijn gekoppeld aan een rapportageformat.

De Leidraad Arbeidsparticipatie zet hiermee in op het methodisch in kaart brengen van de cliënt en zijn situatie. Waar mogelijk maakt de arbeidsdeskundige hierbij gebruik van bewezen (gevalideerde) methodieken en gesprekstechnieken.

Hierna gaan we dieper in op de verschillende onderliggende bouwstenen en evidence van de aanpak in deze leidraad. Het gemeenschappelijke werkproces Methodisch opstellen en beoordelen van een arbeidsparticipatieplan biedt de stappen voor de praktijksetting. Voor een efficiënt en effectief gebruik van het beschreven werkproces is het echter nodig om eerst kennis te nemen van het conceptuele kader.

7

- Marianne Coenen-Hanegraaf, Ben Valkenburg, Jan van Arkel. Begeleid Werken. Trajectontwikkeling op basis van een individuele en vraaggestuurde benadering. 2012.

Er zijn nog (te) weinig gegevens bekend over de opbrengst van participatieplannen en de specifieke toegevoegde waarde van participatieplannen die zijn opgesteld door arbeidsdeskundigen. Dit zesde uitgangspunt is bedoeld om de basis te leggen voor informatie op basis waarvan de opdrachtgever een heldere afweging kan maken over arbeidsdeskundige adviezen. Deze informatie kan ook worden gebruikt om onderzoek te doen naar de verwachtte en de bereikte effecten.

- Prof. J.H.B.M. Willem. Project SMBA. Vrije gedachten over beoordeling, 25-03-2008. Pag. 50

- S. Knepper. Participatiegerichte claimbeoordeling, pag. 133

1 

- Synthese projectgroep. De functie van de beoordeling, compensatie versus participatie. Pag. 194.

- Drs. P. Wesdorp, Dr. E. van Hooft, Drs. G. Duinkerken, Dr. R. van Geuns. Het heft in eigen hand. Sturen op zelfsturing. Den Haag: Raad voor Werk en Inkomen, november 2010.

- Drs. R. Kemper, drs. S. de Visser, Drs. M. Engelen. Het verhaal van de klant. Mogelijkheden voor zelfsturing bij re-integratie. Research voor Beleid, in opdracht van de Raad voor Werk en Inkomen, oktober 2009.

2 

- Dr. F. Bennebroek. ‘Spelen met de zelfsturing van je cliënt’. SW-journaal.

- Prochaska, J.O., DiClemente & Norcross. ‘In search of how people change: Applications to addictive behaviors’. American Psychologist, 47, 1992, 1102 - 1114.

- AKC Onderzoekscahier 10. Scan Werkvermogen Werkzoekenden. AKC, november 2012.

3 

-AKC Onderzoekscahier 14. Methodisch vaststellen van secundaire factoren bij re-integratie. AKC, oktober 2014.

4 

Zie voetnoot 1.

- Marianne Coenen-Hanegraaf, Ben Valkenburg, Jan van Arkel. Begeleid Werken. Trajectontwikkeling op basis van een individuele en vraaggestuurdebenadering. 2012.

5 

- Bond, G.R. Drake, R.E. Beckker, D.R. (2008). ‘An update on Randomized Controlled Trials of Evidence Based Supported Employment’. PsychiatricRehabilition Journal. Volume 31, nr. 4, 280-290.

- AKC Onderzoekscahier 14. Methodisch vaststellen van secundaire factoren bij re-integratie. AKC, oktober 2014.

6 

- Marianne Coenen-Hanegraaf, Ben Valkenburg, Jan van Arkel. Begeleid Werken. Trajectontwikkeling op basis van een individuele en vraaggestuurde benadering. 2012.

7 

Er zijn nog (te) weinig gegevens bekend over de opbrengst van participatieplannen en de specifieke toegevoegde waarde van participatieplannen die zijn opgesteld door arbeidsdeskundigen. Dit zesde uitgangspunt is bedoeld om de basis te leggen voor informatie op basis waarvan de opdrachtgever een heldere afweging kan maken over arbeidsdeskundige adviezen. Deze informatie kan ook worden gebruikt om onderzoek te doen naar de verwachtte en de bereikte effecten.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document