4.4 Begeleiden van het ‘leren werken’ | Arbeidsdeskundigen

Cahier 25 – Volgend Sturen
4.4 Begeleiden van het ‘leren werken’

Toelichting

De deelnemers krijgen een passende leerwerkplek in groep 1 en 2 van het primair onderwijs1. Idealiter komt de zorgassistent in dienst bij de organisatie die de leerwerkplek biedt. In het project Zorgassistent-in-de-klas kwamen ze echter in dienst bij Stichting Gezel. Dit omdat de scholen aangaven dat ze onvoldoendefinanciële ruimte hadden. Het voordeel was dat de regiocoördinator bij problemen ook als werkgever kon optreden en daardoor meer gezag had. Een dergelijke constructie is echter geen randvoorwaarde. Ook het hoofd van de school kan bij problemen als werkgever optreden. Hij of zij kan de regiocoördinator ook mandaat geven om (deels) als werkgever op te treden en de zorgassistent aan te spreken op het werknemerschap.

De school hoeft bij aanvang nog geen toezegging te doen over een dienstverband na afloop van het traject. Hier zijn verschillende redenen voor. Als de school wel toezeggingen doet, rekent de zorgassistent daar namelijk op en denkt hij of zij zelf niet meer na over de toekomst. De opleiding Assistent dienstverlening en zorg biedt meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt dan een baan in het PO. Bovendien kan de school de toezegging niet altijd nakomen (de financiële ruimte kan bijvoorbeeld tegenvallen).

De juf of meester is tevens de werkbegeleider. Zijn of haar rol is:

  • De zorgassistent als werknemer aanspreken en niet als stagiair.

  • Geen toezeggingen doen over een dienstverband na afloop van het traject. Dit komt pas in het derde kwartaal van het tweede jaar aan de orde.

  • De zorgassistent laten doen wat hij of zij kan. De kinderen gaan vanzelf een beroep op de zorgassistent doen en zeggen bijvoorbeeld: ‘Juf ik vind jou leuk, wil je met mij naar de wc?’ Op die manier krijgt de zorgassistent een natuurlijke taak.

  • De juiste afstand en nabijheid bewaren. Niet in de zorgval trappen en te emotioneel betrokken raken.

  • Ervoor zorgen dat de zorgassistent zijn of haar positie op het werk begrijpt. Een duidelijke grens trekken bij de gesprekken met ouders van kinderen in de klas. Daar zit de zorgassistent niet bij.

  • Positief gedrag ruimschoots benoemen. Daardoor neemt het zelfvertrouwen toe en gaat de zorgassistent meer werkzaamheden oppakken. Maar niet overdrijven of alles positief belonen. Dan wordt het een trucje en geloven ze het niet.

  • De werkdag afsluiten met een taak die de zorgassistent goed kan, zodat er een natuurlijke beloning volgt (positieve reacties van collega’s).

  • Aftekenen van ‘praktijkopdrachten’. Dit zijn werkzaamheden die passen bij taken uit de functieomschrijving.

De jobcoach helpt de werkbegeleider om het proces op de juiste manier te begeleiden. Soms is de werkbegeleider te emotioneel betrokken, creëert hij of zij te weinig ruimte voor groei of klikt het niet tussen de werkbegeleider en de zorgassistent. Zo nodig neemt de regiocoördinator bij lastige situaties het mede-begeleiden van het proces van de jobcoach over.

De jobcoach gebruikt bij het begeleiden van de zorgassistent het formulier ‘Evaluatie ontwikkeling zorgassistent’. In dit formulier krijgen relevante werkzaamheden een score met betrekking tot initiatief nemen, zelfstandigheid, problemen oplossen en hygiëne/netheid. Het is een indicatief groei-instrument dat laat zien waar de zorgassistent op dat moment staat in het proces en waar je aandacht aan moet geven. De jobcoach vult het formulier in en toetst dit aan het beeld van de werkbegeleider en de zorgassistent. Vervolgens maakt hij of zij een (vervolg op het) begeleidingsplan. Daarin staat o.a. waarop gecoacht moet worden en welke afspraken zijn gemaakt. In bijlage 3 zijn formulieren opgenomen voor de zorgassistent in de klas en de zorgassistent in de ouderenzorg, evenals een korte toelichting op het gebruik ervan. Wil je het formulier aanpassen naar een andere functie, dan zijn de Excelbestanden beschikbaar via de website van het AKC.

KADER 4.4 WERKINSTRUCTIES

  • Zoek een passende leerwerkplek op basis van de belastbaarheid, beschikbaarheid en inzetbaarheid van de kandidaat.

  • Bespreek met het hoofd van de school en de werkbegeleider het gedachtegoed van de methodiek, het proces van beoordelen en doe aan verwachtingenmanagement.

  • Bespreek elke drie maanden de voortgang met de werkbegeleider en de zorgassistent aan de hand van het formulier ‘Evaluatie ontwikkeling zorgassistent’ en pas op basis daarvan het begeleidingsplan aan.

  • Grijp zo nodig in, bijvoorbeeld om meer ruimte te creëren voor groei. In het eerste jaar zal dit vaker nodig zijn dan in het tweede jaar.

  • Zeg bij problemen in het uiterste geval als werkgever: ‘Ik ben jouw werkgever en dit is de afspraak die jij niet nakomt.’

  • Werk in het derde kwartaal van het tweede jaar ook aan de sollicitatievaardigheden van de zorgassistent en bespreek de volgende stap.

  • Laat de zorgassistent in het derde kwartaal van het tweede jaar met het hoofd van de school een gesprek aangaan om te vragen of er een mogelijkheid is om te blijven (als de zorgassistent dit wil).

2

Dit geldt voor het project Zorgassistent-in-de-klas. Een vergelijkbaar traject kan echter ook worden uitgevoerd in een andere sector, bijvoorbeeld de ouderenzorg.

1 

2  In de training Volgend Sturen komt de toepassing van het formulier uitgebreider aan bod én hoe je het kunt aanpassen voor een andere functie of sector.

Accepteer de voorwaarden

Gebruik van dit werk is toegestaan conform licentie creative commons CC-BY-4.0. Deze gebruikslicentie vervalt zes maanden na het verschijnen van een nieuwe editie van het werk. Het auteursrecht op dit werk berust bij de Staat der Nederlanden, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


Download document Download document